Jezus. Toen en nu en dan
Geert Van Oyen, Jezus. Toen en nu en dan, Leuven: VBS-Acco, 2004, 168 p., € 17,80
Dit boek is uitverkocht. Op alle nog verkrijgbare publicaties genieten leden van de Vlaamse Bijbelstichting 15% korting.
Over Jezus heeft welhaast iedereen een mening, maar bijbelstudie leert dat het heel moeilijk is te weten wie Jezus was of wat hij gezegd en gedaan heeft. Voor Geert Van Oyen is dat echter geen reden om de zoektocht op te geven. In zeven bijdragen onderzoekt de auteur hoe men met dit gegeven kan omgaan. Belangrijke thema’s zijn dan ook: de criteria voor authetieke Jezuswoorden, de relatie historiciteit en geloof, de erkenning dat ieder Jezusbeeld steeds ook een spiegelbeeld is van de cultuur en de tijd van de onderzoeker, de eigen aard van de bronnen over Jezus, de grenzen van onze historische kennis. Al deze kwesties maken het Jezusonderzoek blijvend actueel. En de lezer mag het vooraf weten: het ‘enige geldige Jezusbeeld’ bestaat niet. De uiterste consequentie van het onderzoek naar de historische Jezus is het besef dat Jezus’ menselijke identiteit overgeleverd is aan de beeldvorming door andere mensen. Dé historische waarheid over wie Jezus was, heeft niemand in pacht. In het debat over het christelijke geloof is deze waarheid dan ook slechts van relatief belang.
OVER DE AUTEUR
Geert van Oyen is hoogleraar Nieuwe Testament aan de Universiteit Utrecht. Hij publiceerde wetenschappelijke studies, ondermeer over het broodwonder in Marcus en over de historische Jezus.
IN DE PERS
Geert van Oyen is een naar Nederland uitgeweken exegetisch talent. Hij heeft zich opnieuw over de Jezusvraag gebogen en het resultaat mag er zijn: een beknopte, maar oerdegelijke stand van zaken met betrekking tot de figuur van Jezus Christus.
~ Hans Geybels in De Leeswolf
GESELECTEERDE FRAGMENTEN
De evangeliën vertellen alle dat Jezus’ optreden bij zijn toehoorders een dubbel effect had. Enerzijds was er succes bij de grote massa en waren er enkelen die hem volgden. Anderzijds kon hij bij de religieuze en politieke gezagsdragers niet op begrip rekenen en spanden ze zich samen in om hem aan het kruis te brengen. Deze thema’s overheersen zodanig de evangeliën dat ze beide wel een kern van historische waarheid moeten bezitten. En zijn kruisdood lijkt bovendien bevestigd te worden door profane bronnen. Jezus’ visie en beleving van God was een te verschillend alternatief voor de bestaande religieuze opvattingen en had een zodanig sociaal impact dat hij moest verdwijnen. Maar zoals voor de woorden en de daden is het hier evenmin eenvoudig om in detail de ‘feiten’ te achterhalen.
De hele discussie roept de vraag op naar de beperkingen en de mogelijkheden van wat men wil bereiken met het onderzoek naar de historische Jezus. Kan men werkelijk oordelen over de historiciteit van losse logia? En kan men daaruit een Jezusbeeld creëren? En als men een Jezusbeeld creëert, is dat dan eigenlijk niet de bronnen geweld aandoen? Want moet men niet in de eerste plaats zoeken naar wat elke passage betekent binnen de literaire context waarin die geschreven staat, concreet binnen elk individueel evangelie?In elk geval lijkt men methodologisch in het moderne onderzoek een vraag te stellen die de evangelisten zelf niet stelden. Hun criteria om woorden van Jezus op te schrijven lagen niet in dezelfde wetenschappelijke sfeer als die van onze doorgedreven methodologieën. Hun criterium was de relevantie voor de gemeente waarin men leefde en geloofde. Dit mogen onderzoekers nooit uit het oog verliezen en het relativeert enorm de verschillende resultaten van het hedendaags historisch Jezusonderzoek.